Home
Week 48 - Siwo de Kloet en Cushing Deel 3
Deze week “kijken we wat dichterbij naar een van de wetenschappers die in vogels geinterresseerd zijn: Siwo de Kloet. Door de jaren heen hebben we elkaar veel gemaild, gesproken en meerdere malen getroffen hier in ons kleine Nederlands. De laatste keer was hij hier en hebben we een meeting over PDD gehad en even tijd om “bij te kletsen”. Hieronder een verslag van Siwo om hem aan u voor te stellen en even stil te staan bij zijn belangrijk werk .
Siwo de Kloet:
Tijdens een recent bezoek aan Nederland had ik weer het genoegen Thiely de Moor te ontmoeten. We hebben veel contact per e-mail over PBFD en PDD. Zo hadden we dus dit jaar weer een uiterst genoeglijke conversatie waarin ik vertelde hoe ik er toe gekomen was om na een tijd aan een universiteit gewerkt te hebben, een bedrijf te stichten dat zich voornamelijk bezig houdt met het doen van biochemische analyse van verschillende aspecten van vogels, zoals geslachtsidentificatie, ziekte diagnose etc. Thiely vroeg me of ik eens voor het “dagboek van een kweker “ op wou schrijven hoe dat allemaal zo gegaan was. En hoewel ik niet graag te veel over mezelf zeg, stemde ik erin toe om het een en ander op papier te zetten.
Ik ben geboren 22 Februari 1933 in Maarssen. Mijn vader en mijn moeder waren beide enthousiaste natuurliefhebbers, en namen mij, mijn twee broers en mijn zus al op jonge leeftijd vaak mee naar de Loosdrechtse Plassen en de Bethune polder waar in die tijd bruine kiekendieven, roerdompen, purperreigers etc. vrij algemeen voorkwamen. Ik had dan ook al vroeg het huis vol staan met aquaria en terraria, en had in die tijd vaak tamme kraaien, eksters enz. Na de RijksHBS in Utrecht ging ik scheikunde studeren aan de RU in die zelfde stad. Ik wilde biologie studeren maar mijn scheikundeleraar aan de HBS overtuigde me ervan, dat als ik bioloog wilde worden, ik beter eerst scheikunde of biochemie kon doen, want in de toekomst, zo was zijn oordeel, zou het chemische fundament van de biologie een steeds belangrijker gebied van onderzoek worden. Hij had gelijk, ik heb van die beslissing nooit spijt gehad, al was het in die dagen (tussen 1950 en 1956) nog niet mogelijk om echt biochemie, laat staan moleculaire biologie, te studeren. Het was organische chemie met bijvak biochemie. Maar dankzij de steun van Profs. van Deenen, Koningsberger en Overbeek, hoogleraren in Utrecht in de biochemie, biophysische chemie en physische chemie, kon ik een dissertatie schrijven over eiwitsynthese in gist, een primitief organisme waaraan bepaalde fundamentele aspecten van de genetica van hogere organismen zoals dieren en planten goed bestudeerd kunnen worden. Na mijn promotie in 1961, ging ik enige tijd naar het Rockefeller Instituut (tegenwoordig Rockefeller University) in New York City en werkte met Drs. Allfrey en Mirsky aan de eerste isolatie van het z.g. “messenger RNA”, een belangrijk element in de expressie van de genetische eigenschappen die ieder organisme in het DNA bij zich draagt. Nadien werkte ik een aantal jaren bij Philips op het Nat Lab, tot ik in 1967 een uitnodiging aanvaardde om aan Florida State University in Tallahassee, Florida, op het Intituut voor Moleculaire Biophysica onderzoek aan gist en later aan kankercellen te gaan doen.
Alhoewel dit werk niets met vogels te maken had, had ik mijn interesse in vogels nooit verloren en had een kleine collectie watervogels opgebouwd. In 1980 vonden we dat we met drie zonen ons eerste huis ontgroeid waren en verhuisden we naar een ruimere behuizing met ongeveer een hectare land, waar ik de watervogel verzameling stevig kon uitbreiden . Klaarblijkelijk apprecieerden de diverse soorten eenden en ganzen hun behuizing, want onafhankelijk van hun natuurlijke verblijfplaats, of dit nu Noord Azie, Noord Canada, Nieuw Zeeland, of tropisch Zuid Amerika was, alles nestelde er en zo zagen ontelbare dwergganzen, kuifzaagbekken, brilduikers, nonnetjes, baikaltalingen, Nieuw Zeelandse slobeenden, fluiteenden, zilvertalingen etc. het levenslicht in Noord Florida, hoewel menigeen mij vertelde dat als gevolg van de zomerse hitte (gemiddeld overdag 35oC) en hoge luchtvochtigheid (80 - 100%) geen enkele Noordelijke of extreme Zuidelijke eendensoort het goed zou doen. Als gevolg van de watervogelliefhebberij kwam ik meer en meer in contact met andere vogelliefhebbers, vooral met papegaaienkwekers, en begon ik zelf ook meer en meer interesse te krijgen in bepaalde moleculaire aspecten van het leven van exotische vogels, niet in het minst omdat ik wel inzag dat met zoveel van die dieren in gevangenschap, het verkrijgen van studie materiaal geen al te groot probleem zou zijn.
Een van de eerste moleculair-genetische vraagstukken waarmee ik geconfronteerd werd, was de geslachtsidentificatie van papegaaiachtige vogels. Verscheidene watervogelliefhebbers hadden ook papegaaien collecties en vertelden me over de problemen van de geslachtsidentificatie van deze hoofdzakelijk monomorphe vogels. Dieren worden sexueel monomorf genoemd wanneer er geen gemakkelijk waarneembaar verschil, hoorbaar of visueel, is tussen volwassen individuen van beide sexen. Veel eenden en fazanten zijn sexueel dimorph, mannelijke en vrouwelijke dieren kunnen gemakkelijk onderscheiden worden. Ongeveer 70% van de vogels zijn echter monomorph, daaronder vallen de meeste papegaaiesoorten, veel steltlopers, meeuwen, sterns, zangvogels, zwanen, ganzen etc. Jonge, onvolwassen dieren zijn bijna allemaal sexueel monomorph. Tot ongeveer twintig jaar geleden kon van zulke soorten het geslacht alleen operatief geidentificeerd worden, door visuele inspectie van de interne geslachtsorganen. Alhoewel deze procedure in de laatste jaren sterk verbeterd is, zijn er nog veel problemen, zoals de noodzakelijke anaestesie, het risico van interne beschadiging en infectie, en de tijd die het kost per individuele diagnose.
Vogels zijn zoals vrijwel alle dieren diploid wat betekent dat ieder individu een dubbel stel chromosomen waarbij een stel van de vader en een van de moeder afkomstig is. Deze van de vader en de moeder afkomstige chromosomen zijn paarsgewijs bijna het zelfde. Slechts een paar, de zg. geslachtschromosomen, zijn in mannelijke ook nagenoeg hetzelfde, maar in de meeste vrouwelijke vogels sterk verschillend. Een van de twee geslachtschromosomen in vrouwelijke vogels het zg. Z chromosoom is identiek aan de mannelijke Z chromosoom, maar het andere het zg. W chromosoom is vogel vrouw specifiek. Dit W chromosoom is structureel zo verschillend dat het microscopisch identificeerbaar is. Deze specificiteit is ook weerspiegeld in het W chromosomale DNA dat voor een gedeelte uniek is, en dus gebruikt kan worden voor de geslachtsidentificatie van vogels. Onze eerste vogelgeslachtsbepaling was papegaai-specifiek en kon niet gebruikt worden bij niet-papegaaiachtigen. Later werden andere methodieken ontwikkeld die ook gebruikt konden worden voor de geslacht-bepaling van andere (hogere) vogels, zoals zang- en roofvogels etc., zodat er tegenwoordig wel minstens vier methodes zijn.
Er is een vogelfamilie, de struisvogelachtigen waar ook reas, emus, casuarissen en kiwis toe behoren die geen duidelijk identificeerbaar W chromosoom hebben en waarvan het geslacht niet geïdentificeerd kan worden met de op DNA gebaseerde methodes, die bruikbaar zijn voor de hogere vogels. Toch konden ook hier vrouw-specifeke DNA elementen aangetoond worden die aanvankelijk ook soort specifiek waren. Later werden ook voor deze vogels meer algemene DNA fragmenten gevonden die vrouw specifiek zijn voor alle struisvogelachtigen, maar die op hun beurt niet bruikbaar zijn voor de hogere vogels, zoals papegaaien.
Een vogelfamilie die me altijd geïnteresseerd heeft, vormen de tinamous, kleine, grondbewonende vogels die enigszins op hoenderachtigen, zoals kwartels en kippen gelijken, maar die in feite verwant zijn aan de struisvogelachtigen Geslachtsbepaling met de struisvogel methode is niet mogelijk bij tinamous, blijkbaar zijn tinamous al te ver geevolueerd. Onderzoekingen bij Animal Genetics wezen echter uit dat een van de methodes die gebruikt wordt voor sex identificatie van hogere vogels ook gebruikt kan worden bij tinamous. Dit suggereert dat tinamous een soort evolutionnaire brug vormen tussen de echte struisvogelachtigen en de overige vogels.
In de tijd dat ik vooral met dit soort W-chromoom gerelateerd werk bezig was, begonnen meer en meer klanten ons vragen te stellen over vogelziektes, speciaal ziektes die van belang zijn voor papegaaien. In het begin waren dit meestal vragen over de diagnostiek, vooral van polyoma, BFD (“beak and feather disease” in het Engels), Pacheco’s en chlamydiosis of ornithosis, later kwamen daar meer “recente” aandoeningen bij, zoals die veroorzaakt door papegaaie-reovirus en -bornavirus (“PDD”). Wij hebben daarom veel tijd besteed aan het uitbreiden van de diagnostische methodes voor de detectie van deze ziekteveroorzakers. Onderzoek bij Animal Genetics heeft bijvoorbeeld aangetoond dat papegaaien reovirus een uniek virus is dat slechts een verre verwant is van kippen en zoogdier reovirussen. Kennis van de structuur van het papegaaie reovirus genoom heeft geleid tot het ontwikkelen van een specifieke diagnostische RT-PCR test voor dit virus. Onderzoek aan bornavirus heeft bijv. aangetoond dat veerstammen een uitstekende bron vormen voor de diagnostiek van dit virus, waarschijnlijk omdat er veel zenuwuiteinden aanzitten en bornavirus primair een “neurotroop” virus is, m.a.w. een virus dat een specifieke affiniteit heeft voor het zenuwstelsel.
Als onderdeel van dit werk aan betrouwbare identificatie van bijv. BFD viraal DNA hebben we ook een onderzoek gedaan naar de specificiteit van verschillende stammen van dit virus voor bepaalde papegaaiesoorten. BFD virus is een circovirus, een virus met een zeer klein DNA genoom dat maar twee genen bevat die in zich de eigenschappen van twee eiwitten dragen. Een van die eiwitten is een manteleiwit dat ieder virus bezit en waarvan de functie is het genoom te beschermen tegen afbraak etc. Het andere eiwit is specifiek betrokken bij de vermenigvuldiging van het virus. Circovirussen zijn behalve in papegaaien geidentificeerd in vele andere soorten vogels, in zangvogels zoals raven en kanaries, duiven, eenden, ganzen, meeuwen etc. Het BFD circovirus komt in papegaaien in een groot aantal vormen voor, die onderling wel 20 percent in aminozuur samenstelling van hun manteleitwit kunnen verschillen. Aangetoond kon worden dat sommige vormen wel een voorkeur voor bepaalde papegaaiesoorten hebben, maar dat dit verband erg gecompliceerd is. Zo waren bijvoorbeeld grijze roodstaart papegaaien uit Japan, India, Duitsland, SaudiArabia, Engeland en de V.S. vaak met nauwverwante stammen geinfecteerd. Andere stammen werden vooral gevonden in kakatoes, waar ook ter wereld die werden gehouden. Deze verdeling was echter niet absoluut, want grijze roodstaarten uit Portugal waren soms geinfecteerd met een aantal onverwante stammen en erg ziek, terwijl vogels uit andere delen van de wereld heel andere stammen hadden en symptoomvrij waren. Een probleem met BFD is dat de symptomen van de ziekte kunnen varieren van peracuut met een zeer kort, altijd fataal verloop, tot een chronische conditie, waarbij veerverlies het meest bekende symtoom is en secundaire infecties als gevolg meestal fataal zijn. Pogingen om een verband te vinden tussen deze verschillende ziektebeelden en bepaalde stammen hebben tot nu toe nog geen resultaat gehad.
Identificatie van viraal en bacterieel DNA of RNA in een vogel geeft informatie over de aan- of afwezigheid van de infectie op het moment dat een monster genomen wordt, maar het kan niet veel vertellen over de historie van een infectie. Daarom hebben we ook een aantal serologische testen ontwikkeld voor de bovengenoemde vogelziekten. Als een dier een ziekte overleeft, en succes heeft gehad met het vernietigen van de ziekteverwekker, dan geschiedt dit vrijwel altijd met behulp van verwekker specifieke antilichamen (via het adaptatieve immuunsysteem) en meer algemene componenten van het immuunsysteem, het zg. “innate immune system”, zoals interferons. In vele gevallen blijven antilichamen gedurende enige tijd (weken tot jaren) in sera aantoonbaar, nadat het ziekte veroorzaker zelf allang verdwenen of onvindbaar is. Identificatie van deze specifieke antilichamen kan daarom inlichting verschaffen met betrekking tot of een dier of vogel vroeger geinfecteerd is geweest met een bepaalde ziekteverwekker. Dit kan belangrijk zijn omdat sommige ziekteveroorzakers in een soort latente vorm overgaan waardoor ze niet meer gedetecteerd kunnen worden bij normale analyse methodes, en toch, onder verschillende condities, vooral stress, weer opleven en infectieus worden. Zulke dieren kunnen daarom symptoomvrije dragers worden. Herpesvirusen, die bijv. koortsuitslag veroorzaken in mensen, zijn hier een goed voorbeeld van. Waterpokken virus, dat de oorzaak is van gordelroos en het HIV virus dat AIDS kan veroorzaken zijn andere voorbeelden.
De meest gebruikelijke routine serologische test is de zg. Elisa (fig 1). Deze test is gebaseerd op de specifieke binding van antilichamen in het serum aan de relevante antigenen die geadsorbeerd zijn aan plastic en vervolgens het meten van de hoeveelheid gebonden antilichaam met een specifiek kleur reactie. Men moet de beschikking hebben over specifieke antigenen (componenten, zoals manteleiwitten van virussen etc.) van de ziekteverwekker die het immuunsysteem stimuleren en de vorming van de antilichamen door de gastheer gedurende de infectie veroorzaken. Vroeger werd daar het hele betrokken virus of bacterie voor gebruikt. Het behoeft niet veel uitleg om aan te duiden dat dit een gevaarlijke optie kan zijn. Het kweken van miltvuurbacterien, of pokken- of ebolavirus is niet zonder enig risico, en moet, als het al nodig is, onder de hoogste veiligheidscondities gedaan worden. Het zelfde geldt voor hoog infectieve vogelvirussen zoals polyoma, PBFD, paramyxo en Pachecovirus etc, die weliswaar geen effect op de mens hebben, maar heel gemakkelijk aan kleding schoeisel etc. meegenomen kunnen worden en zodoende verspreid worden en vatbare vogels elders infecteren. Bovendien is het in een aanzienlijk aantal gevallen onmogelijk om een virus of bacterie buiten de natuurlijke gastheer te kweken. Van bacterien is het bijv. bekend dat tenminste negentig procent van de grondbacterien tot dusver niet in cultuur gebracht is, meestal om dat de cultuurcondities niet te verwezenlijken zijn. Onder de vogelvirusen is het virus dat BFD veroorzaakt in papegaaien een van de beste voorbeelden, er zijn nog geen condities gevonden die het mogelijk maken dit virus buiten de natuurlijke gastheer, in dit geval een papegaai, te cultiveren. De moderne moleculaire biologie heeft echter een oplossing voor deze problemen gevonden. Tegenwoordig kan men zowat elk gen (een DNA fragment met genetische informatie) van bijna elk organisme in een vorm brengen waarin de gewone darmbacterie Escherichia coli of bakkersgist, het kan gebruiken om het betreffende eiwit te maken. Zulke “recombinant technieken” zijn tegenwoordig de hoofdmethodiek voor de fabricage van grote hoeveelheden specifieke eiwitten, zoals hormonen (insuline), groeifactoren (bijv. epo), enzymen en ook bacteriele en virale antigenen. Wij hebben deze technologie gebruikt om in Escherichia coli specifieke antigenen, zoals de manteleiwitten van o.a. BFD, polyoma en reovirus, zowel als de meeste bornavirus eiwitten te maken.
Naast dit op vogels gerichte werk hebben we ons de laatste tijd ook beziggehouden met bepaalde aspecten van de zoogdiergenetica. Het blijkt bijvoorbeeld dat hoewel de meeste zoogdieren sexueel dimorph zijn en mannelijke en vrouwelijke dieren makkelijk van elkaar onderscheiden kunnen worden, dit toch niet altijd geldt. Vooral jonge dieren, zoals hyenas, aardvarkens, luiaards etc. kunnen veel problemen geven. Bovendien is in het jachtseizoen het vaak niet geoorloofd om vrouwelijke herten etc. te bejagen, en is het vaak van belang om het geslacht van het (gestroopte) vlees te bepalen. In vele gevallen is het ook van belang om het geslacht van een zoogdier vast te stellen als de dieren zelf moeilijk te observeren zijn en men slechts haren of feces ter beschikking heeft. Daarom hebben we nu ook moleculaire, op DNA analyse gebaseerde methodes om het geslacht van zoogdieren via haren etc. te bepalen. Een ander genetisch onderzoek houdt zich bezig met paarden en honden, welke, door uitgebreide inteelt, die zich al over honderden jaren afspeelt, een groot aantal genetische ziektes hebben. Ook hier kan men door genetische analyse veel te weten komen, vooral met betrekking tot recessieve genen etc. Dit is van belang omdat het dan misschien mogelijk wordt om door gerichte teelt van zo.n recessief gen af te komen. Kleurgenetica in paarden is een ander gebied waar we ons mee bezig houden. De uitbreiding van onze belangstelling naar zoogdieren was de oorzaak dat we ons nu “Animal Genetics” noemen.
Ons nieuwste onderzoek houdt zich bezig met ziekte bestrijding in vogels. Vooral BFD en bornavirus hebben onze aandacht. Hoofdzakelijk door de verbreiding van het HIV (AIDS virus), maar ook bijvoorbeeld door de dreigende grieppandemie, heeft de ontwikkeling van antivirale middelen een hoge vlucht genomen. Het onderzoek over de toepassing van zulke moderne antiviralen op BFD, polyoma en Pacheco virus is een van onze activiteiten, als ook onderzoek naar nieuwere methoden die niet meer op antivirale verbindingen gericht zijn maar meer op het “innate immuunsysteem” waar onder andere interferons en andere pro-en antiontstekingsfactoren bij betrollen zijn. Van bijzondere interesse is daarbij bornavirus, een hoofdzakelijk neurotroop virus dat zich bij voorkeur in het centrale zenuwstelsel ophoudt. Daar is het bornavirus tot op zekere hoogte beschermd tegen externe invloeden wegens de “bloed-hersen barriere”, die de hersens afschermt. Het vinden van methodes die het penetreren van deze blood-brain barriere mogelijk maken en het bornavirus daar kunnen bestrijden is daarom van groot belang. Onder de verbindingen die dit mogelijk maken nemen manteleiwitten van neurotrope virussen, zoals hondsdolheid virus, een belangrijke plaats in. Recent onderzoek in China en de VS hebben aangetoond dat bepaalde kleine brokstukken van deze manteleiwitten genoeg zijn om andere verbindingen zoals antivirale eiwitten en DNA en RNA in het centrale zenuwstelsel te kunnen brengen, en daarbij dus de “blood-brain barriere” te doorbreken en zo een transportsysteem kunnen vormen. Hoe dit systeem toe te passen op vogels is daarom een centraal punt in ons huidige onderzoek.
Fig 1. Schematische voorstelling van een serologische test. P = plastic drager; A = BFD mantel eiwit molecuul; B = papegaaie-antilichaam specifiek voor (A); C = kippe-antilichaam specifiek voor (B); D = kleur producerend enzyme of fluorescerende verbinding gekoppeld aan (C).
Siwo R. de Kloet,
Research Director
Animal Genetics Inc.
Mijn bonte boertje Mickey heeft de ziekte van Cushing © Ellen Uittenbogaard Deel 3
In november/december 2011 deed ik een oproep om mee te werken aan het onderzoek van de Universiteit Utrecht naar de ziekte van Cushing bij papegaaien door vogelspecialist in opleiding, drs. Yvonne van Zeeland. Dit onderzoek was met name om vast te stellen of met een bepaalde test het onderscheid gemaakt kon worden tussen een vogel die gezond is en een vogel die de ziekte van Cushing heeft, en op die manier dus vastgesteld kon worden of mijn senegal papegaaitje Mickey de ziekte van Cushing had (waar ze haar sterk van verdachten). Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om via dit artikel een ieder op de hoogte te stellen van het levensverhaal van Mickey en wat er in de tussentijd allemaal met haar is gebeurd, en de mensen, die zich met hun bonte boertje hadden aangemeld, te bedanken voor hun bijdrage, mede namens Yvonne van Zeeland.
Het levensverhaal van Mickey
Mickey is geboren op 28 juli 1999 bij wijlen Danny Cox (oud voorzitter van Pakara België). In die tijd (13 jaar geleden) waren er nog niet zoveel kwekers te vinden in Nederland. Ik had het geluk dat Mickey een 'jubelteen' had, daarom werd ze – naar mijn eigen vermoeden – verkocht als tamme huiskamer vogel. Ze is gewoon prachtig! Daarnaast is ze een tamme, lieve, vrolijke, rustige en vooral qua karakter een zeer stabiele bonte boer.
Ook heeft ze een periode overleefd dat ik alhier PBFD én polyoma had, waaraan mijn eerste grijsje is overleden. Op dat moment was ze nog geen 2 jaar oud en had klaarblijkelijk een sterk immuunsysteem. Ze is nooit ziek geweest en bleef een lieve, alerte, gezellige vogel totdat ze in het voorjaar van 2010 begon te tobben met haar stuitklier. Gelijktijdig kon ik ook veranderingen waarnemen aan haar eetlust en wateropname: ze had continu honger, terwijl ik haar normaal voerde, en dronk extreme hoeveelheden water. Ook haar ontlasting werd dunner. Sinds die periode is Mickey ook flink in gewicht toegenomen (haar gemiddelde gewicht hing zo rond de 124 gram en haar zwaarste gewicht tot nu toe was om en nabij de 180 gram). Met al deze klachten ben ik naar mijn vogelarts, drs. Peter Bastiaansen (Dierenkliniek De Baronie, Prinsenbeek) gegaan. Daar werd o.a. een röntgenfoto gemaakt, een biopt van de stuitklier genomen én bloedonderzoek gedaan. Uit dit onderzoek bleek dat Mickey een sterk vergrote lever had en dat ook haar leverwaarden verhoogd waren. Hierna heeft hij Mickey doorverwezen naar de Universiteit Utrecht, alwaar ze onder de zorg van Yvonne terecht kwam. Eerst werd er gedacht aan een stofwisselingsziekte en er zijn toen diverse testen gedaan, waarbij uiteindelijk de diagnose Cushing werd bevestigd door de test waarvoor de andere bonte boertjes als controle nodig waren. Naar aanleiding van deze diagnose is ze direct op medicijnen gezet om de Cushing te bestrijden, wat in eerste instantie goed verliep.
Diagnose Cushing
Sinds de diagnose Cushing was ik enerzijds gerustgesteld, omdat ik eindelijk wist wat er met haar aan de hand was, maar daarentegen is de verzorging van Mickey vanaf dat moment zeer intensief geworden.
Ongeveer een half jaar ná de diagnose viel mij op dat Mickey snel erg benauwd was. Ook tobde Mickey met haar eetlust die wat wisselend werd door de medicatie. Ik ben met haar opnieuw naar dierenkliniek De Baronie geweest. Uit röntgenfoto en echo bleek dat er aanwijzingen waren voor een infectie van de luchtwegen en dat Mickey daarnaast veel vocht vasthield. Nadat het vocht verwijderd was en Mickey een tijdje in een zuurstofkooi verbleef, is ze nadat ze weer stabiel genoeg was naar Utrecht gebracht, alwaar ze een drietal dagen is opgenomen. Ze bleek inderdaad een luchtweginfectie te hebben (Aspergillosis). Cushing tast o.a. het immuunsysteem van de vogel aan, waardoor ze gevoeliger zijn voor infecties. Er is direct gestart met een behandeling met een anti-schimmel medicijn. Op dat moment kreeg ze dus al medicatie tegen de ziekte van Cushing. Die krijgt ze 1x daags, de anti-schimmel 2x daags. In het kader van de Cushing bleek Mickey ook veel vocht vast te houden (als gevolg van een laag eiwit in haar bloed), zodat Yvonne ook vochtafdrijvers voorschreef.



Mickey moest tevens gedwangvoerd worden, want ze vertikte het om zelf te eten. Naar alle waarschijnlijkheid omdat ze niet in haar vertrouwde omgeving verkeerde en wellicht ook omdat ze benauwd was en vocht in haar buikje vasthield. Na drie dagen heb ik haar opgehaald in de hoop dat ze hier weer beter zou gaan eten. Helaas was dat valse hoop, want wat ik haar ook aanbood, ze at amper.
Vanaf het moment dat Mickey bij Yvonne onder behandeling kwam, heb ik én van haar én van haar collega Nico Schoemaker alle steun gekregen en zijn zij beiden enorm betrokken met mij en Mickey. Ik had en heb met zeer grote regelmaat email contact met Yvonne als er vragen zijn of zorgen om het één of ander. Te allen tijde krijg ik per omgaande antwoord van haar. Ik moet zeggen, dat – als ik een dergelijke steun niet had – ik dit nooit zou volhouden. Ook Peter Bastiaansen staat altijd voor mij klaar en zo ook in de periode dat Mickey amper nog at. Wanneer het nodig was, was hij beschikbaar om Mickey te dwangvoeren.
Langzaamaan begon ze weer wat te eten, en vanaf dat moment heb ik met Yvonne én Nico afgesproken om Mickey iedere avond met een spuitje wat pap (Juvenile van Harrison's) te geven. Gelukkig pakte madame dit vrij snel en goed op. Na een periode van een aantal weken heb ik deze bijvoeding kunnen afbouwen. Jammer genoeg is Mickey tot op de dag van vandaag gestopt met het eten van Harrison's pellets (adult lifetime). Ze eet momenteel een speciaal bonte boertje zaadmix (parrotparadise.eu), per dag een drietal powertreats van Harrison's. Verder eet ze qua fruit, groente, noten e.d. redelijk tot goed.


Mickey krijgt tot op nu 3 verschillende medicijnen (vochtafdrijvers en medicatie tegen de Aspergillosis en Cushing) en ook dat is een hele verantwoording voor mij als eigenaar. Ik houd al een aantal maanden een excelschema bij, waarin ik per dag haar gewicht noteer, welk medicijn ze krijgt en hoeveel en hoe vaak. Het medicijn tegen Cushing blijft maar één week houdbaar. Dit medicijn maak ik iedere week zelf aan na goed overleg met Yvonne en de apotheek van diergeneeskunde in Utrecht. Mickey moet ik dus minimaal 3x daags in 'de houtgreep' nemen om haar te medicineren. Daarnaast heeft ze al erg veel moeten ondergaan (2 CT-scans, röntgenfoto's, bloedonderzoeken, echo's, extra injecties vochtafdrijvers, etc), maar alles wat gedaan is, is ook echt in het belang van haar gezondheid geweest. Gelukkig zijn de onderzoeken niet heel belastend of pijnlijk voor haar. Toch is het knap hoe ze alles steeds ondergaat als de stoere vogel die ze is, zonder ook maar één kik te geven. Ondanks alles wat ze heeft ondergaan blijft ze nog steeds even lief en goed van vertrouwen, niet alleen naar mij, maar ook naar anderen. Dat maakt haar tot de bijzondere vogel die ze is… Alledrie de vogelartsen die zich om Mickey bekommeren, vinden dat Mickey zo sterk is en dat ze dit allemaal al overleefd heeft (want menig vogel zal het misschien niet aangekund hebben). Dit bewijst ook weer hoe sterk Mickey is, en ook vinden deze artsen allemaal dat het de moeite waard is om door te behandelen.
24 Augustus jl. heeft Mickey weer een CT-scan gehad om vast te stellen hoe de medicatie de schimmelinfectie in de afgelopen maanden heeft aangepakt en of deze inmiddels helemaal genezen is. Dat laatste zou betekenen dat we met deze medicatie kunnen stoppen. Helaas was op dat moment deze infectie nog niet geheel verdwenen, maar de lever was duidelijk kleiner dan in de vorige CT-scan, ook was er nog steeds vet in haar lijfje zichtbaar, maar in een mindere hoeveelheid. In november 2012 zal Mickey wederom een CT-scan krijgen, hopelijk dat we dan definitief kunnen stoppen met de medicatie tegen de schimmelinfectie.
Dat zou erg fijn zijn, aangezien alleen al Mickey's medicijnen prijzig zijn en de kosten toch zijn tol beginnen te eisen.
Ondanks dat de kosten voor de behandeling van Mickey een behoorlijke aanslag doen op mijn financiële situatie kan ik het niet over mijn hart verkrijgen om te stoppen met de behandeling; daar is Mickey gewoon té lief, té bijzonder en té speciaal voor. Maar tevens lijkt de medicatie tegen Cushing goed aan te slaan, wat een extra stimulans is om met de behandeling door te gaan.
Op advies van veel Facebook (vooral Amerikaanse) vrienden heb ik daarom besloten een Paypal account te openen en ook een extra bankrekening, speciaal voor Mickey en haar behandeling. Als je begrip hebt voor de situatie, een beetje kunt missen en Mickey een fijn gaaienleventje gunt, dan kun je als volgt doneren:
Paypal: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
ING 670806854 ovv Mickey + jouw emailadres
De opbrengst wordt uitsluitend en alleen voor de behandeling van Mickey gebruikt (de onderzoeken en medicatie die nodig zijn om een optimale gezondheid te garanderen). Op Facebook ben ik een speciale groep gestart genaamd 'For the love of Mickey' (http://www.facebook.com/groups/449320335090574/) en aldaar zal ik iedere rekening die ik betaal met de donaties uploaden ter informatie/transparantie.



Ik waardeer alle steun en bijdragen, die helpen om Mickey's behandeling voort te zetten, zodat ik en Mickey langer van elkaar kunnen genieten. Ze betekent enorm veel voor mij. Door dit alles is de band met haar alleen maar sterker geworden. Ze is altijd rustig en lief, ook naar anderen toe. We voelen elkaar 100% aan en dat uit zich o.a. in 't feit dat ze kan aangeven als ze iets wil, iets niet zint of moet poepen (en ze bij me zit); ze roept ze dan heel hard haar eigen naam. Als ik enthousiast tegen haar begin te praten, dan zet ze haar veertjes op, begint met haar prachtige gele oogjes te 'pin-pointen' en met haar snaveltje te 'klapperen' (haar twee bijnaampjes zijn dan ook 'Fluffy Girl' en 'Mrs. Pin Point'). Het tweede en laatste woord wat ze kan zeggen is 'lekker hè?' en dat weet ze ook op de juiste momenten te roepen. Ze is zeer sociaal naar mijn andere vogels. Ze windt iedereen met haar bijzondere karaktertje en uitstraling om haar pootje...
Ellen Uittenbogaard
Dordrecht
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
http://www.ellen-parrots.com/
http://www.facebook.com/ellen.uittenbogaard
Dank je wel Ellen Uittenbogaard ,Peter Bastiaanse en Universiteit Utrecht met haar medewerkers voor het delen van dit interessante verslag.
We hopen dat we op de hoogte gehouden worden en blijven over het leven van Fluffy Girl. Want ze zit nu wel bij iedereen in het “hart”.
Ik verschiet toch wel als je zaken als dit leest. Er is een petitie tegen het verkopen van dode papegaaien op sites als eBay!
Alleen al het feit dan men vogels weg haalt om te doden en dan te verkopen .
Puur omdat ze vogel op willen zetten.!! Wow dat is heftig! Te gek voor woorden ,dat het überhaupt bestaat !
Wil je meer lezen kan je dat doen via deze link.
http://www.thepetitionsite.com/788/690/465/stop-the-sale-of-dead-parrots-on-ebay/?z00m=20452878
Vrolijke Video’s met dank aan Rita,
“Macaw rainforest research in slow motion”.
Link: http://m.youtube.com/#/watch?v=VTVigNA3KCY&desktop_uri=%2Fwatch%3Fv%3DVTVigNA3KCY
Disco Lives Long and Prospers.
YouTube-link: http://youtu.be/yCFNyKNNpNE (04.03 min.)
Fijn Weekend,
Vriendelijke Groetjes
Ed en Thiely de Moor.
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
www.akala.nl

www.PetZoo.nl
Vogel - Voeding www.birdfood.nl
Bird- Symposium www.birdsymposium.nl
PDD Research Fonds www.pddfonds.com
Foto en tekst @ Fam de Moor
Gebruikt u foto's, film en/of teksten : Vraag dan eerst toestemming.
Foto’s en tekst van andere worden met toestemming gebruikt in ons dagboek,
en in dagboek-archief opgeslagen voor hergebruik.
Onze dank hier voor